Wat gebeurde er met Pasen?
Tekst-compilatie van de presentatie ‘Wat gebeurde er met Pasen’ door Michiel Koperdraat
Inleiding
Terug naar de werkelijke betekenis
Maurice Nicoll
Nicoll werd geboren in de pastorie in Kelso, Schotland. Zijn vader was predikant van de Free Church of Scotland. Hij studeerde wetenschap aan de universiteit van Cambridge en werd uiteindelijk collega van Carl Gustav Jung. Jungs psychologische kennis en zijn eigen werk met Jung hadden op hem als jonge man een blijvende invloed.
Maurice Nicoll kon dit verhelderende boek schrijven omdat hij als leerling van P.D. Ouspensky op de hoogte was van het Stelsel, de geestelijke ontwikkelingsmogelijkheden die elk mens heeft. Het is voor elk mens belangrijk om hier kennis mee te maken en daarom gaan we het erover hebben in deze zoom.
.
Samenvatting
- Pasen, als feest van het licht, staat voor iets heel anders dan het bevredigen van aardse geneugten en oppervlakkige gezelligheid zoals vandaag gebruikelijk is. Wat is daar werkelijk gebeurd in het Hof van Olijven, en wat ging eraan vooraf?
- De Bijbel is een van de beschrijvingen van een zeer oude leer over de mogelijke evolutie van de mens als individu. Een leerschool om uit te stijgen boven de verdeeldheid en het geweld van ons huidige zijnsniveau.
- Al het beschrevene in de evangeliën heeft een uiterlijke en innerlijke geestelijke (psychologische) betekenis.
- De esoterische leer was bedoeld voor hen die al op zoek waren en is daarom versluierd opgeschreven, als het ware omhuld door ‘verhalen en anekdotes’.
- De bijbelse gelijkenissen en wonderen werden door de eeuwen heen steeds minder begrepen, en dus is de betekenis van deze leer tot innerlijke evolutie van de mens verloren gegaan in de reguliere religie.
Jezus reisde en studeerde tussen zijn kind-zijn en volwassenheid jarenlang, onbekend op welke plekken, voor hij als leermeester begon op te treden. Georgi Gurdjieff reisde ook overal, voor een periode van studie en innerlijke groei, voordat hij als mysticus met groepen begon te werken, dus dat kunnen we enigszins met elkaar vergelijken. Ouspensky bracht deze Kennis naar het westen en stichtte scholen voor innerlijke ontwikkeling die sinds de zestiger jaren ook in Nederland zijn geopend.
Maurice Nicoll heeft de leerstellingen van Gurdjieff en Ouspensky doorgegeven, o.a. middels het duiden van de werkelijke betekenis van bijbelse gebeurtenissen.
Wat gebeurde er werkelijk met Pasen?
Maurice Nicoll schrijft:
“Achter al het verschijnen en verdwijnen van de uiterlijke vormen van religie is er steeds een brede, volledig ontwikkelde stroom van Weten geweest, altijd hetzelfde en altijd gericht op hetzelfde doel: het opwekken, innerlijk doen groeien en evolueren van de mens tot een hoger niveau in zichzelf. De mens is nog niet voltooid in zijn evolutie”.
Je kunt ook zeggen: groeien naar innerlijke eenheid en werkelijk volwassen worden.
Het is wel bekend dat gelijkenissen zoals die in de bijbel staan dieper moeten worden geduid dan ze alleen maar te zien als bijzondere zaken. Helaas is die kennis vrijwel geheel verloren gegaan. Gelijkenissen in de bijbel zijn symbolen, metaforen of allegorieën zoals: aarde en hemel, wedergeboorte, wijngaarden, olie, steen, water, wijn, zaden, brood, vis en vissen, wonderen, huwelijken, zonen, heren des huizes, getallen, geboden, bronnen (opwellend of droogstaand), paarlen voor zwijnen, farizeeërs en schriftgeleerden, koningen en keizers, armen en aalmoezen, melaatsen en gehandicapten (blinden, lammen, verschrompelde handen), onreinheid, liggen en staan of wandelen (in slaap of wakker zijn), linker- en rechterhanden, bekoringen en verzoekingen, allerlei familieleden, woestijn en stenige grond, de kraaiende haan, het gouden kalf, kaf en koren, (Babylonische) spraakverwarring, laatsten die de eerste zijn en andersom, noem maar op, er is nog veel meer. Ik zou ze graag allemaal behandelen, maar dan zitten we hier morgenochtend nog… Je kunt het boekje De Nieuwe Mens aanschaffen, daarin wordt al aardig wat geduid.
Voorbeeldjes: zo staan baby’s en jonge kinderen voor kostbaarheden en nieuwe dingen, of een nieuw kwetsbaar begrijpen wat moet worden beschermd.
‘Bekering’ staat voor een radicale verandering van denken, voelen en zien. En dit kan dan leiden tot waar geloof en vervolgens tot wedergeboorte.
Waar Geloof (i.p.v. kleingelovigheid) staat voor het inzien van een een nieuwe realiteit. Echte realiteit. Daarom kan “alleen geloof redden”. Geloof is dus niet alleen een ‘zekerheid’ die uitstijgt boven elk op de zintuigen gebaseerd bewijs, maar ook een overtuigd zijn van innerlijke mogelijkheden vóórdat we die hebben gerealiseerd. Het is veel meer dan alleen het geloven van theoretische uitgangspunten, het geloven van dat een leermeester waarheid spreekt. Het realiseren van dat het leven geen doel op zichzelf kan zijn, is de voorbode van dat werkelijke geloof.
Met het Koninkrijk der hemelen wordt een geestelijke staat van bevrijding, onthechting, verlichting en Zelfrealisatie bedoeld.
De bijbelse leer is gericht op een innerlijke evolutie: een mógelijke evolutie van de menselijke geest die leidt naar een verlichte staat. Dit is zeer helder beschreven in het laatste boek van P.D. Ouspensky ‘De mens en zijn mogelijke evolutie’ (zie afbeelding). In de bijbel wordt dit ‘wedergeboorte’ genoemd, door zelfontwikkeling dus. Deze grote omslag naar een hogere staat is te vergelijken met die van een larve naar vlinder, net zo’n grote verandering dus. Maar de mens heeft in zijn laagste staat helaas veel pretenties, waardoor hij die ontwikkeling, die evolutie, niet eens wenst aan te vangen, of slechts heel wispelturig. Vaak denken mensen, door het Stelsel te snappen, al een heel eind op weg te zijn. Zij rekenen zichzelf, vanuit verbeelding, een hogere ontwikkelingsstaat toe dan werkelijk het geval is. Daarom was er het achtste gebod: Gij zult niet stelen: het ego wil graag wijsheid aan zichzelf toeschrijven, ook in de tijd van deze bijbelse leer, en denkt deze reeds te bezitten, na een oppervlakkige kennismaking ermee, vanuit onwetendheid, ijdelheid, zelfverheerlijking (en soms zelfs uit pure stompzinnigheid). Jezelf (vanuit verbeelding) dus iets toerekenen wat je nog niet toebehoort is stelen. Doen alsof is dus stelen.
Maurice Nicoll schrijft:
“Het is als een eikel die denkt dat de gehele leer over de eikenboom op hemzelf al van toepassing is, en zich verbeeldt, zoals hij als eikel is, reeds een volledige eikenboom te zijn.”
En de larve mag zich niet verbeelden reeds een vlinder te zijn. Hij moet zich zijn mogelijke transformatie realiseren en er specifiek naar toewerken, dit houdt in dat ie alles moet achterlaten wat dit in de weg staat en de benodigde voorbereidingen zal moeten doen.
Maurice Nicoll schrijft:
“Dit is de huidige stand van zaken in de wereld waarin een individu alles aan zichzelf toeschrijft en geen besef heeft van enig ander idee van het universum, of van de betekenis van de mens op aarde. Hij schrijft zichzelf geest, denken, bewustzijn, voelen, willen, leven, in één woord álles toe, hoewel hij niet in staat is, en nooit zal zijn, om ook maar een van deze dingen te verklaren. Zijn enige verklaring van het universum (door de wetenschap nog wel – MK) is dat het bij toeval is ontstaan en zinloos is.”
Steen, water, wijn
Een van de belangrijkste gelijkenissen in de bijbel is die van steen, water en wijn.
Steen staat in de bijbel voor theoretische waarheid, opgeschreven of uitgelegde waarheid die begrepen kan worden met het hoofd, met onze rede. We hebben het uiteraard niet over relatieve waarheid, want die kan in elke situatie of persoon anders zijn, maar over de Waarheid in de leer over onze eigen innerlijke evolutie.
Water staat voor doorleefde of levende waarheid, d.w.z. waarheid die in ons is gesetteld en wordt gepraktiseerd. Waarheid waar we elke dag naar leven en die al ons handelen bepaalt. Dan leven we naar waarheid en worden een waar mens.
Wijn staat voor een nog hogere innerlijke waarheid, een nog grotere verfijning en beleving ervan die permanent in ons geworden. Wijn-waarheid leidt naar wedergeboorte.
Als voorbeeld hebben we de gelijkenis van de bruiloft te Kana: we weten niet wie er trouwden, we weten ook niet wat de situatie was, maar het vond plaats na drie dagen – en ‘drie’ heeft hier ook een betekenis. Bij deze gelegenheid maakte Jezus van water wijn. Hele goeie wijn ook nog! We kunnen er vanuit gaan dat deze bruiloft betekent dat er mensen bijeen kwamen en dat er trouw werd gezworen aan waarheid. Dat mensen hier een innerlijk verbond met zichzelf sloten. Waarschijnlijk was het een soort geestelijke gathering van mensen die zich innerlijk wilden bevrijden en aan die wens trouw gingen zweren. Maar er was niet genoeg ultieme waarheid waaruit kon worden getapt en dus kwam Jezus in actie. Hij liet in stenen kommen (in de bedding van theoretische leerstellingen) levend water doen (de gepraktiseerde waarheid zoals deze mensen hoogstwaarschijnlijk al kenden) en maakte van dit water wijn: hij liet ze allen de hoogste waarheid zien of voelen of ervaren, een transformatie naar het hoogste in ieder mens, de goddelijke staat.
Hierna begon Jezus zijn carrière als leermeester.
Steen > water > wijn: de innerlijke ontwikkeling in de menselijke geest naar Zelf-real-isatie (zelf-waar-making) in slechts drie begrippen geduid.
Getallen
Ook worden er veel getallen gebruikt, die allen iets symboliseren. Hier een paar voorbeelden:
- Het getal drie kennen we natuurlijk als eerste van de Drie-Eenheid. Drie staat voor volledig of voor voltooiing. ‘Na de derde dag’ (dus bij de voltooiing van die gathering) was die bruiloft te Kana.
Drie maal was er satans verzoeking in woestijn.
Jezus vraagt drie maal aan Petrus of hij hem liefheeft (twee verschillende Griekse woorden voor ‘liefhebben’ – αγαπάω en φιλέω – laten zien dat Petrus hem niet begrijpt). Denk aan drie maal de verloochening van Petrus. ‘Op de derde dag’ was Jezus’ opstanding. Het getal 30 is hiervan afgeleid. Ook volledig maar dan in tijd. Jezus was op zijn dertigste volleerd en werd spiritueel leraar. Maar hij werd ook i.o.v. Pilatus volledig gestraft met dertig zweepslagen. - Staat voor aardse zintuiglijkheid, de zintuiglijke (lagere) wereld die we met de vijf zintuigen kunnen waarnemen en voor de enige werkelijkheid houden. Vijf zuilengangen (in de Schaapspoort Bethesda) waar mensen niet verder komen in hun ontwikkeling (door de hang aan de vijf zintuigen). Vijf (niet echte) mannen van een Samaritaanse vrouw.
- Het getal van schepping en voorbereiding (de werkweek voor de sabbat) en onvolkomenheid. Zes jaren dienen bij een meester en zes jaren snoeien van de wijngaard. Zes dagen van ‘arbeid’ ofwel: zes stadia in de ontwikkeling in de mens. En we kennen het getal van het ‘beest’: 666.
- Het heilige getal. De Wet van Zeven, de zes scheppingsdagen werden bekroond met de zevende dag waarop God ruste ‘en zag dat het goed was’. Verder: zeven engelen, zeven zegels, zeven bazuinen, zeven schalen, zeven plagen, enzovoort. Verder zijn er als voorbeeld zeven wereldwonderen, de zeven wijzen en de zeven poorten van Thebe. In de bijbel en de christelijke traditie speelt het getal zeven dus een grote rol. Het symboliseert volheid maar op een andere manier dan het getal drie (drie en vier – spiritualiteit en materialiteit ineen). En we kennen ook wereldwijd zeven tonen in een toonladder en zeven dagen in de week. Dit zijn de meest zichtbare voortvloeisels uit de Wet van Zeven, die maakt dat zonder de benodigde bewustzijnsintenties processen (bijvoorbeeld die van spirituele realisatie, die van de overgang naar een hoger niveau) zullen omslaan richting hun tegendeel. Dan zijn er ook nog de zeven chakra’s die laten zien dat dit getal ook in ons lichaam is vertegenwoordigd. (Lees hier over de zeven tekstregels van het Onzevader.). Zeventig is hiervan afgeleid en vergelijkbaar: 70 x zeven maal moest Petrus mensen vergeven.
- Ook een getal van volledigheid, maar weer iets anders: twaalf apostelen (het kunnen er best meer of minder zijn geweest). Het volk van God is verdeeld in twaalf stammen. De levensboom die twaalf maal per jaar vrucht draagt. Maar ook hebben we twaalf maanden in een jaar en twaalf halve tonen in een octaaf.
- Veertig dagen, veertig jaar, staan voor lange (crisis)perioden, van boetedoening, bezinning, vasten of beproevingen. Bijvoorbeeld veertig dagen of jaren in de woestijn. Veertig dagen vasten voordat Mozes op de berg de stenen tafelen bikte. Ook kennen we de veertig secundaire chakra’s waar bijvoorbeeld acupressuur op wordt toegepast. Vier staat als getal dan ook voor de materiële werkelijkheid.
Simon Petrus
Laten we het nu even over Simon Petrus hebben, als een van de discipelen – hij werd door Jezus ‘Petrus’ genoemd, dat in het Grieks (πέτρα, pètra) steen of rots betekent – en hij zou de hoeder van het stelsel van waarheid worden, van de esoterische leer. Petrus zou de rots, de basis worden waarop een kerk, ofwel een leerschool, kon gaan worden gebouwd.
Steen wordt in de bijbel vaak als metafoor gebruikt: De mens die zichzelf met stenen sloeg (met harde dogmatiek, vergelijkbaar met Silas in de Da Vinci code). Het stenigen van mensen (de joden droegen opnieuw stenen aan om Hem te stenigen). Ze droegen dus opnieuw allerlei steenharde theorieën en dogma’s aan om Jezus mee te bekogelen, in de poging hem kalt te stellen.
Zo zijn er nog: stenen vaten/kommen waar water in komt (die theorieën doet verdiepen), zaaien op stenige grond waardoor er maar weinig opkomt (waarheid delen met sceptici), en natuurlijk de stenen tafelen, waarop de 10 geboden als opdrachten werden aangeboden aan het volk (de in theorie en sluiers gevatte hogere principes). Alle woorden, begrippen, symbolen, getallen, gelijkenissen, wonderen en andere benamingen moeten we symbolisch zien als ingrediënten van een verborgen esoterische leer. Om die over te kunnen dragen aan de oren die horen willen.
Petrus had al wel meer dan de dogmatische (theoretische) boekenwijsheid dan bijvoorbeeld Johannes de Doper, die hierdoor op een gegeven moment niks meer van Jezus snapte. Johannes de Doper doopte iedereen in dogmatiek, met de dogmatische opdracht om goed te doen, je gebeden te doen, je aan de heilige feestdagen te houden, kortom, wat de huidige kerken nog steeds doen. Het volgen van patroonmatige rituelen. Een ‘mechanische’ manier van de leer volgen.
Petrus kon méér, hij kon juist mensen zeer enthousiasmeren, kennelijk spelend met de leerstellingen, maar die Kennis was nog niet in hemzelf geworteld. Hij was nog afhankelijk van wat hij theoretisch met zijn hoofd kon bevatten. Het was allemaal nog niet ingedaald en hij was nog afhankelijk van zijn leraar.
Petrus was dan ook die beroemde apostel die nog niet – of maar heel kort – op water kon ‘lopen’, op waarheidsbeleving, op geleefde water-waarheid dus, en zodra zich moeilijkheden in zijn leven aandienden (in de anekdote voorgesteld als hoge golven en wind) zakte hij terug in de ‘plomp’. Waarheid over hemzelf was bij hem nog niet verinnerlijkt, en niet tot levend, geleefde waarheid geworden, en dus zonk hij hulpeloos weg in getheoretiseer als het moeilijk werd, en reikte hij weer uit naar zijn meester waarvan hij afhankelijk was en die hem moest gaan ‘redden’.
Petrus was geheel op zijn leermeester Jezus gericht en toen zijn meester wegviel, doordat die werd opgepakt, verketterde hij in zijn opvliegendheid alles waarin hij geloofde, omdat dit nog niet in hem geworteld was. (Hij was waarschijnlijk ontgoocheld en boos tegelijk op Jezus, omdat die zichzelf niet kon redden van die vernederende arrestatie.) Hij ontkende dus Jezus te kennen. Pas na totale afwijzing, verloochening (ook weer drie maal), werd hij pas écht wakker, bij ‘dageraad’, het in het oosten opkomende Licht, wat staat voor wijsheid, voorgesteld als een ontwaken door een haan die hem met flitsend inzicht wakker kraaide.
Pas vanaf dat moment werd Petrus werkelijk een ‘rots’ waarop een school (heet inmiddels kerk) kon worden gebouwd. Toen werd hij feitelijk pas echt ‘apostel’, apóstolos, wat boodschapper betekent in het Grieks.
Het Petrus-traject zoals hier beschreven is mogelijk het eerste traject waar we als het ware doorheen moeten, willen we tot waterwaarheid komen in ‘Waar Geloof’.
Er is ook een evangelie van Petrus. Hierin staan opmerkelijke verschillen met andere evangeliën. Frappant zijn de uitroepen van Jezus aan het kruis: “Mijn Kracht, mijn Kracht! Gij hebt mij verlaten” i.p.v. “Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten”. Jezus zou volgens Petrus’ evangelie slechts het verlies van zijn Krachten, van zijn Geloof, of van zijn bovennatuurlijke macht geconstateerd hebben. Deze uitroep van Jezus zou betekenen dat hij zich niet van God verlaten voelde, maar inzag dat hij als persoon zélf tekort schoot om het lijden te dragen. Deze interpretatie is veel begrijpelijker, want God staat voor het Zelf in ons, en Jezus kon op dat moment niet meer bij die kracht van het Zelf, onze Ware Essentie.
De ultieme gelijkenis?
Dan is de vraag: geldt ‘de gelijkenis’ ook voor de vertelling van de drie (!) jaren dat Jezus les gaf? Geldt dit ook voor de Jezus-story en alles wat hij meemaakte? Of geldt het alleen voor de dingen die hij vertelde en deed, zoals zijn wonderen? Want als het voor álles in het nieuwe testament geldt, dan geldt het ook voor wat hem op het laatst overkwam: de kruisiging.
Het hele drama van de kruisiging van Christus zou dan dus ook voor iets heel anders staan dan wat we bijvoorbeeld in de populaire Passion te zien krijgen, of in de Mattheus passion van Bach beluisteren. Dat is de vraag. Deze vraag stellen kan ons naar het antwoord leiden. Laten we daar naar gaan kijken, deels door wat Maurice Nicoll hierover schrijft, ik interpreteer nu zelf vrijelijk, naar aanleiding van zijn bijbel-duidingen.
Allereerst is er verschil tussen een aardse en een hemelse ‘koning’. Jezus had het slechts over een hemelse koning, maar veel volgelingen dachten dat het over een aards koningschap zou gaan en over de bevrijding van het joodse volk van de onderdrukkende Romeinen. Hij had dus ook volgelingen die met een volkomen verkeerd idee achter hem aanliepen. Jezus als revolutionair die een ‘verlossing van de macht’ zou brengen i.p.v. een innerlijke verlossing. Die volgelingen konden dan ook niet anders dan in Hem teleurgesteld raken.
Dit onbegrip werd waarschijnlijk mede zijn ondergang in fysieke zin. De ‘macht’ pikte namelijk geen andere koning en ook geen door het volk gewenste ‘echte’ bevrijders.
Jezus werd weliswaar opgepakt door soldaten, maar wel geheel op aanjagen van hogepriesters en farizeeërs die hem verafschuwden. Maurice Nicoll schrijft:
“Met Schriftgeleerden en farizeeërs worden geen mensen van lang geleden bedoeld, maar mensen van nu die op een bepaald innerlijk niveau staan (vanuit dogmatische leerstellingen), en die zichzelf in alles wat zij doen verdienstelijk vinden en zeer met zichzelf zijn ingenomen en zichzelf meer liefhebben dan wie ook”.
Eigenliefde i.p.v. liefde voor de naaste dus. Farizeeërs acteren goedheid voor de bühne, voor de mensen ‘daarbuiten’ en voor innerlijk applaus ‘hierbinnen’. Als dit kleinzielige idee van ‘juist’ of belangrijk te zijn niet sterft, verhindert dit elke vorm van innerlijke ontwikkeling.
Het laatste avondmaal
Het laatste avondmaal is ook een sterke gelijkenis. Het brood met elkaar delen. Brood staat voor geestelijke voeding die doorgegeven wordt. ‘Geef ons heden ons dagelijks brood’ betekent in de letterlijke vertaling vanuit het Grieks: ‘Geef ons (geestelijke) voeding voor de dagen die komen’. Dat is dus echt iets anders dan een dagelijkse boterham. En Jezus liet hen weten dat dit geestelijke en voedende brood ‘zijn lichaam’ zou zijn: de belichaming van alle wijsheid en geestelijke voeding waar hij voor stond. Die belichaming werd vanzelfsprekend gevoed door ‘zijn bloed’, ook hier door wijn weergegeven, want wijn staat voor de allerhoogste wijsheid die in een mens wordt gerealiseerd.
Daarnaast heb ik mij laten vertellen dat dit ook letterlijk zou kunnen worden gelezen, omdat als je een klein beetje bloed van iemand van een hoge statuur tot je neemt, dit energetisch en fysiek effect heeft in jouzelf. Vergelijkbaar met het bloedbroederschap bij de native Americans. Een energetisch verbond. Het kan dus zijn dat Jezus werkelijk iets van zijn bloed in de wijn deed.
Judas Iskariot
Dan over Judas Iskariot: over Judas staat geschreven dat Judas meer dan iedere andere leerling van Jezus de waarheid van zijn leer besefte en tóch Jezus’ uitlevering aan de Romeinse macht heeft voltrokken, in feite de uitlevering van Jezus aan de hogepriesters, de religieuze macht.
Er bestaat een apocrief Evangelie van Judas en hierover is veel gedelibereerd. Het geschrift vangt zelfs aan met dat Jezus acht dagen lang over zijn uitlevering sprak met Judas Iskariot. Je zou bijna denken als een trainer tot zijn topvoetballer, over een te volgen strategie.
In de commentaren over dit Judas-evangelie wordt Judas gezien als een in alle opzichten positief personage, een rolmodel voor iedere volgeling van Jezus. Juda is een Hebreeuwse naam, die ‘de prijzende’ betekent en ook staat voor deugdzaam of uitmuntend. De naam Juda/Judas verwijst ook naar het afkomstig zijn van de Juda-stam, waarvan het woord jood een afgeleide is.
Centraal in dit Judas-evangelie staan Judas’ inzicht en zijn loyaliteit als hét voorbeeld van de lerende mens. Men ziet Judas hier dus als de belangrijkste vertrouweling en vriend, die Jezus beter kende dan wie ook (Judas was drie jaar in de onmiddellijke nabijheid van Jezus, dus ook weer: volledig). Judas leverde Jezus aan de autoriteiten uit omdat Jezus dat van hem verlangde! Door hem uit te leveren verleende Judas hem de grootst denkbare dienst. Hij maakte hiermee dus de vervulling van Schriften mogelijk, die dit al hadden voorschreven. “Ga doen wat je moet doen”, zei Jezus dan ook, nadat hij de discipelen had verteld dat iemand van hen hem zou verraden. Jezus gaf Judas de opdracht.
Maurice Nicoll schrijft:
“Judas speelde een rol. Door alle evangeliën heen is het duidelijk dat Jezus weloverwogen handelde en al zijn discipelen uitkoos met het oog op de rol die ieder moest spelen in het grote drama dat was voorzien en tot in alle bijzonderheden was voorbereid. Judas had de moeilijkste rol. Jezus trachtte geheel niet zijn lot te ontlopen en waarschuwde zijn discipelen tijdig dat hij zou worden gedood. En als Judas ‘slecht’ zou zijn geweest… waarom kwamen de anderen dan niet tegen hem in opstand? Uit niets blijkt dat er verdenking op hem viel. Niets pleit ook tegen Judas in de ‘officieel aanvaarde’ evangeliën. En niemand van de discipelen begreep waarom Jezus tegen Judas zei ‘ga heen en doe wat je moet doen’”.
Judas benaderde Jezus uiteindelijk in Getsemane en gaf hem een kus. Ikzelf ben ervan overtuigd dat hij dit deed omdat hij intens van Jezus hield en ermee wilde laten weten ‘ik geloof in jou, ook in dit vreselijke moment’. Feitelijk een afscheidskus dus. Er wordt veel over satan geschreven in de bijbel, maar niet t.a.v. de persoon Judas. Dat is heel opmerkelijk! Hij werd dus niet door de satan gedreven, maar m.i. door opperste trouw. De reguliere machtsreligies hebben er alles aan gedaan om Judas te criminaliseren, te demoniseren, het verhaal te framen, en we zien dit soort kwalijke tendensen ook nu nog, overal op de wereld. Waar geloof doet dogmatiek sterven en dus komt de dogmatische wereld in opstand tegen waar geloof.
Door de geschiedenis heen zijn personen en gebeurtenissen soms geframed vanuit machtsposities of culturele vooroordelen. Het framen van Maria Magdalena als dat zij een hoer zou zijn geweest is hier een goed voorbeeld van. In de bijbelse teksten wordt Maria Magdalena beschreven als een vrouw die Jezus volgde en een belangrijke rol speelde als toegewijd aan Jezus, een ‘devotee’ dus. Nergens in de bijbel is enig bewijs te vinden dat ze een prostituee zou zijn. Latere theologische interpretaties hebben dat ervan gemaakt, zonder enige bijbelse ondersteuning. Eeuwen later werden er dus vanuit theologische en morele overwegingen verhaaltjes ontwikkeld die niet gebaseerd waren op bijbelse feiten.
Dit zou ook kunnen opgaan voor die 30 zilverstukken die Judas zou hebben ‘ontvangen’ voor zijn verraad. Judas wordt expliciet genoemd in het Evangelie van Johannes, waar staat dat hij verantwoordelijk was voor het beheer van de financiën van Jezus en zijn volgelingen. Er staat dat hij “de kas beheerde, en eruit had gestolen.” Nou.. dat doet mij vermoeden dat deze 30 zilverstukken (30: de gehele kas dus!) naar de macht zijn gebracht. Het is volkomen onlogisch dat hij die van de hogepriesters zou hebben ontvangen. Want als de hogepriesters – met Romeinse soldaten – naar Jezus op zoek waren, die leraar die óveral openbaar predikte en wonderen verrichtte, dan hadden ze ‘m zo gevonden en op kunnen pakken. Het is dus veel aannemelijker dat Judas inderdaad als penningmeester de kas leegde (leegstal) om dit naar de hogepriesters te brengen om Jezus af te kopen. Dat is dan in lijn met zijn weerstand om de moeilijke opdracht van Jezus uit te voeren: zo had hij Jezus’ boodschap en missie willen beschermen door te voorkomen dat hij in handen zou vallen van de autoriteiten die hem wilden arresteren en uiteindelijk vermoorden.
Het officiële verhaal is dat Judas na aangifte berouw kreeg. Maar het Griekse woord betekent echter letterlijk dat hij onrustig, bekommerd / bedroefd werd. Dat klinkt toch anders! Dat is m.i. ook logisch als Judas zo’n rotklus te doen had. Hij zou dus willens en wetens die ellendige rol op zich hebben genomen, juist omdat hij een van de sterkste discipelen was. Hij zou zich daarna hebben verhangen, volgens de mainstream-bijbel, maar in andere evangelie-versies kreeg hij een ernstige aandoening waarbij zijn darmen naar buiten kwamen. (Een liesbreuk kan, volgens de uitleg van Louise Hay, die veel fysieke problemen geestelijk duidde, het fysieke gevolg zijn van een ernstig verbroken relatie). In nog weer een andere versie werd Judas zelfs heel oud.
Pontius Pilatus
Jezus werd dus weliswaar door soldaten opgepakt, eigenlijk een soort niet zelf denkende en bevelen opvolgende ME’ers, en dit was geheel op aandringen van rechtlijnige en dogmatische priesters die de pest hadden aan die irritante, ongrijpbare en steeds populairder wordende kerel.
Eenmaal voor Pilatus werd duidelijk wat de waarde is van een ‘democratie’ waarin populisme overheerst. Het lagere is altijd uit op het vernietigen van het hogere, want het lagere is niet in staat om het hogere op statuur in te schatten (andersom is dit juist wél mogelijk). In oorlogen en dictaturen worden religieuze instellingen zoals kerken en tempels dan ook als eerste ontheiligd of zelfs vernield. Het klootjesvolk én de macht is niet gediend van ethiek en zuiverheid, of van wonderlijke zaken die men niet kan verklaren, laat staan innerlijk begrijpen. Die worden dan stelselmatig ontkend, ge-debunkt, gecensureerd en belachelijk gemaakt. Men laat in zo’n heftige collectieve identificatie nog liever een criminele bruut vrij, dan een verlicht mens. Barabas!, riep men fanatiek. Pilatus lijkt het maar weinig te interesseren. Hij ziet eigenlijk helemaal geen gevaar in die ‘zonderling’ die zo zwijgzaam is. Die laat de beslissing dus maar over aan dat klootjesvolk. Want als dat tevreden is, blijft hij gemakkelijk aan de macht en is er rust in de tent. Populistische democratie die door propaganda, massahypnose en collectieve identificaties wordt aangedreven en opgejut kan m.i. dan ook erger uitpakken dan autocratie.
Toch kunnen we het ook nog van een nadere kant bekijken. Vanuit de metafoor van ‘water’ (als een diepere geleefde waarheid) en die van ‘handen’ (als handelingen) zou het handenwassen door Pilatus met water symbolisch kunnen kunnen worden geduid als een handeling van zuivering of mogelijk zelfs een zoektocht naar waarheid. Pilatus zou kunnen hebben gehandeld vanuit een besef van de complexiteit van de hele situatie en misschien zelfs vanuit een verlangen naar rechtvaardigheid. Eén handeling kan dus meerdere lagen van betekenis hebben, afhankelijk van hoe je ernaar kijkt. Pilatus’ handenwassen kan dus enerzijds worden gezien als een daad van het afschuiven van verantwoordelijkheid en anderzijds als een symbool van Pilatus’ innerlijke conflict: een strijd tussen zijn persoonlijke twijfels en zijn politieke verplichtingen. Een geestelijke worsteling over hoe rechtvaardigheid te handhaven binnen de grenzen van zijn gegeven macht en de eisen van zijn superieuren. De spanning die optreedt tussen persoonlijke overwegingen en de van bovenaf opgelegde druk.
Het lagere en het hogere
Het ‘lagere’ is er altijd op uit om het ‘hogere’ te vernietigen, stelt ook Maurice Nicoll. Ikzelf stel: De onwetende probeert altijd de wijze af te troeven, want het lagere kan het hogere namelijk niet herkennen. Andersom kan het hogere juist zeer goed een nog niet aangevangen of matige innerlijke ontwikkeling in een mens herkennen.
‘Domme’ mensen (ofwel krachtige ego’s van mensen) nemen ‘aanstoot’ aan dingen en vertrappen de aanleiding ervan. Jezus gaf veel aanstoot met zijn wijsheid als briljante levende leraar. Hij was erop gericht zelfvoldaanheid in iedereen te doorbreken. Hij kwam met het zwaard (dat onwaarheid hakt van waarheid) en niet voor vrede (van zoete broodjes bakken). Letterlijk werd dit dus tot een gevaar voor de religieuze macht die geen idee heeft van écht hogere leerstellingen en zich bij het minste al bedreigd voelt. De religieuze macht dreef Jezus naar het kruis, niet de wereldlijke macht. De farizeeërs kunnen worden gezien als vertegenwoordigers van het ‘lagere’ dat Jezus’ boodschap van wijsheid en waarheid niet kan bevatten en daarom keren deze lieden zich tegen hem.
Het idee dat het ‘lagere’ altijd het ‘hogere’ probeert te vernietigen, omdat het het hogere niet kan herkennen, geeft als metafoor de strijd tussen spirituele verlichting en menselijke beperkingen aan.
Het lagere wil altijd het hogere vernietigen, dus dat zal ook opgaan IN onszelf. Onze lagere driften willen of doen ons telkens afhouden van waarheid en hiermee van werkelijke groei en werkelijke innerlijke bevrijding. Op weg naar verlichting – het Koninkrijk der hemelen – kun je dus in innerlijke moeilijkheden komen, omdat je merkt dat je nog steeds zeer verdeeld bent als het gaat om van alles te willen. Je zit vol met streven en je ziet je eigen onmacht om het waar te maken. Je weet inmiddels dat werkelijke macht niet uit jou als individu (jouw altijd van alles willende ego) komt, maar uit het Zelf. In de bijbel: van God. Dus Jezus bidt vertwijfeld (eenieder dus, als het tegenzit) tót dat Zelf, tot God. Je geloof… je kracht… wordt maar al te makkelijk verstoord, verzwakt of stuk gemaakt door je eigen lagere mechanische denken en handelen. Het lagere verdrijft het hogere… Het zich identificerende ego laat zich altijd weer gelden en wil niet ‘sterven’. Je komt dan sterk in oppositie met jouzelf. Het lagere in jou komt in strijd met het hogere in jou en komt weerspannig onder druk te staan van wat je werkelijk hebt leren Weten maar waar je nog niet naar kunt leven. Een innerlijk conflict.
Slapende apostelen
De apostelen werd, voordat Jezus werd opgepakt, gevraagd om te waken, zodat zij mét hem waren tijdens zijn beroemde gebed in de Hof van Olijven. Eenmaal weergekeerd zag Jezus dat ze liggend in slaap waren gevallen. ‘Slaap’ en ‘liggend’ staan in de Bijbel voor mechanische onbewustheid in denken, voelen en handelen, vanuit ego-bewustzijn dus. Deze gelijkenis is eigenlijk heel duidelijk: ze waren terug gekukeld in een lagere staat van geest: de wakende slaap, waar Gurdjieff en Ouspensky het steeds weer over hebben als het gaat om mensen die z.g. wakker zijn. De ‘gewone’ staat van geest met eigenzinnigheid, willetjes, afkeertjes, innerlijk en uiterlijk conflict. Waarin steen-, water- en wijnwaarheid niet spelen of naar achteren worden gedrongen. Ik ben ervan overtuigd dat ze in werkelijkheid heftig zullen hebben gediscussieerd over hoe Jezus te redden, over hoe de soldaten af te troeven, over hoe de strijd tegen ze aan te gaan, of over hoe ze ervandoor zouden kunnen gaan. Ze kwamen door stress terug in het mechanische ego-bewustzijn van gewone, niet-bekeerde mensen. Ze vielen in zekere zin van hun geloof. Logisch dat Jezus daarover onthutst was. Na al die jaren van lessen en het voorbeeld geven. Na al die jaren van ‘training’… en dan ís er tegenslag, ‘wind en hoge golven’, dan vallen ze terug in hun lage staat van wakende slaap, terug in hun ego-bewustzijn. Zo is dit paasmoment veel beter te begrijpen, want als je meester in groot gevaar is, ga je niet even lekker op een oor liggen. Van ‘een dutje doen’ is hier dus echt geen sprake! Er staat letterlijk geschreven dat ze gingen liggen, en ‘liggen’ staat als gelijkenis voor ‘slaap’. Wakende slaap!
De heftige Petrus hakte een soldaat zelfs nog een oor af (grote kans dat hij in werkelijkheid slechts in de oren van een soldaat stond te toeteren, en ook: je hakt geen oor af als je net uit je dutje komt), want hij was als briljant theoreticus ook de meest ‘aardse’ leerling en tevens de opvliegendste. We hebben zo’n theoretische roeptoeter ook in onszelf.
Na opgepakt en afgevoerd te zijn, kwam Jezus’ voorspelling aan Petrus dan ook uit – hij kende zijn pappenheimers. Na volledige ontkenning (3x verloochening), schrok Petrus zich dood en werd toén pas écht wakker, bij de ‘dageraad’, bij de opkomst van de zon, het Licht (in het oosten, de richting van wijsheid): een flitsend inzicht dat hem als een haan wakker kraaide. De haan staat hier dus voor de ultieme wakkermaker. Zijn ego klapte in elkaar en toen pas bereikte hij een hoger niveau omdat zijn slimme ijdelheid was afgebroken door zijn eigen verloocheningen en zijn enorme schaamte hierover. Dit is het proces wat we moeten gaan.
Het kruis – de ‘crux’
Omdat Maurice Nicoll mij zeer overtuigt met zijn uitleg van alle gelijkenissen en van de symboliek van Jezus’ handelen, moet ook dit hele kruisigingsdrama m.i. wel een gelijkenis zijn. Een erg moeilijk te begrijpelijke of te duiden gelijkenis, dat wel. Ik interpreteer nu verder. Je zou kunnen zeggen dat het kruis een krachtig symbool is van innerlijke oppositie, innerlijke tegenkrachten: een kracht ‘omhoog’, en een horizontale ‘weerstandskracht’. 90 graden op elkaar gepositioneerde balken waarop je ‘vast’ komt te zitten en waardoor je komt te lijden. Maar ook een symbool met de verhouding van de Gulden Snede, en dus beantwoordend aan de hoogste geometrie. Je zou ook kunnen zeggen: beantwoordend aan de hoogste wetten.
Jezus viel drie maal onder dat kruis tijdens het dragen ervan. Volledig onderuit dus weer. De metafoor hier zou zijn dat wij eerst door een volledige hel van bijna niet te dragen lasten zullen gaan (de last van wetten) waarna we ook nog eens op dat ‘kruis’ worden vastgepind door de oordelen van anderen en zullen sterven…Er wordt wel gezegd: het ego dient volledig te sterven voor er van werkelijke verlichting sprake kan zijn. De ‘kroon’ op het hoofd van koning Ego is er dan ook een van pijnlijke doornentakken, pijnlijke ego-ervaringen.
Zelfs aan ons ‘kruis’ worden we nog verder gepijnigd als we deze gelijkenis doortrekken. In moeilijke tijden, worstelend in onze eigen innerlijke strijd om het lagere af te leggen, kunnen we ook nog van buitenaf een ‘lans’ door ons heen krijgen (van die sarcastische onwetende soldaat), omdat andermans ego het lot verafschuwt dat ooit ook hemzélf zal kunnen gaan treffen. Zo zullen andere personen (het lagere) voor hun eigen doel jou van dit realisatieproces (het hogere) kunnen gaan weerhouden. Of men zal je niet serieus nemen of zelfs gaan negeren. (Ik heb dit zelf ondervonden bij mensen, vooral dichtbij, die het niet konden begrijpen of aannemen dat die muzikant van Griekse muziek, of hun familielid, al jaren als spiritueel-filosofisch gids bleek te werken.)
Iedereen die ’tot het gaatje gaat’ richting innerlijke bevrijding, zal op een of andere manier zijn eigen kruisweg moeten gaan en het ego, d.w.z. het cluster van identificaties en ideeën, moeten laten sterven als een ‘misdadiger tegen de innerlijke heelheid’ (de kruisdood was bestemd voor de ergste misdadigers). En dan is het niet verwonderlijk dat je op momenten uitroept: ‘Mijn Kracht, mijn innerlijke Kracht! Je hebt me verlaten!’. We hebben veel ‘vanzelfsprekendheden’ achter te laten die ons jarenlang zouden hebben ‘gediend’. Het kan allemaal érg pijnlijk zijn… Kill your darlings.
Terugkijkend: wie is dan die Judas in onszelf, die we zouden kunnen zien als een soort hogere kracht in ons, die ons uitlevert aan zulke gewelddadigheid en die ons toch – met een kus – liefheeft en slechts doet wat ‘m door dat hogere in ons is opgedragen? Iets hogers in ons moet er dus op uit zijn om ons die kruisweg op te laten gaan… dat is stof tot veel nadenken en contemplatie. Wat in ons is onze ‘Judas’?
Onze menselijke geest is eigenlijk best makkelijk met een mooie waarheidstheorie te overtuigen van dat we tot volle volwassenheid en eenheid kunnen komen, tot verlichting, tot het Koninkrijk der hemelen. Maar er is kennelijk volgens de bijbel een ‘verloochening á la Petrus’ voor nodig om werkelijk al onze innerlijke verdeeldheid, zelfgenoegzaamheid en pretenties achter te kunnen laten, door het laten sterven van ons ego; dat zelfbeeld van ons, met al zijn verbeeldingen, pretenties en willen. Hebben we om deze reden die door het hogere ingestelde saboteur van het ego in ons meegekregen?
Maar het fysieke sterven van Jezus bleek geen werkelijk sterven. Jezus was namelijk opeens verdwenen, op de derde dag (alweer drie) nadat de afdekkende steen voor zijn grotgraf onopgemerkt was weggerold. Steen. De ‘stenen waarheid’ die de ruimte daarachter afdekte, was verwijderd. En de ‘persoon’ was verdwenen. Alleen zijn kleding lag er nog…
Wel werd een engel zichtbaar voor hen die het graf open en leeg hadden aantroffen. Een engel… Wellicht is de engel de gelijkenis voor een hemelse boodschap of goddelijk inzicht. In onze persoonlijke kruisweg en kruisiging, zullen we dus niet sterven maar ‘ten hemel’ gaan. We bereiken het eeuwig leven omdat we volledig tot het Zelf, tot onze Ware Essentie zijn gekomen. We zijn niet langer het Zelf als slechts een ’theorie die we snappen’. We raken er in onze beleving nooit meer van weg; precies zoals dit in de Bhagavad Gita, het oeroude Vedische geschrift, door de god Krishna is beschreven aan Arjuna, die voor datzelfde dilemma stond: het uitroeien van zijn ‘familie’ die hem op een of andere manier ‘geliefd’ was. Kill your darlings voor the greater good. In de Bhagavad Gita wordt duidelijk gemaakt dat de dood niet bestaat, want “alleen wie in de Dood gelooft, zal keer op keer door de Dood worden gedood”. En wie na ontbering en na zijn eigen hemelvaart in het Koninkrijk der Hemelen is aangekomen, volledig Zich-Zelf Zijnde, heeft het eeuwige leven en wordt na ‘opstanding’ als Jezus zelf.
De innerlijke ontwikkeling van de mens, de mogelijke evolutie van de mens, het gaan naar- en het binnengaan van dat Koninkrijk Gods, het is er allemaal erop gericht om de Christus in onszelf Waar te maken.